Sommige soorten chemotherapie, zoals adriamycine, veroorzaken bijna altijd haaruitval. Dit gebeurt meestal 10 à 14 dagen na de eerste kuur of anders na de tweede kuur met adriamycine of aanverwante stoffen. De haaruitval kan dus al vrij snel optreden. Ook bij andere stoffen kan kaalheid optreden, maar dit is afhankelijk van de dosis en de toedieningsvorm. Een voorbeeld van zo’n stof is cyclofosfamide. Bij nog andere stoffen, zoals fludarabine, treedt weinig tot geen haaruitval op. Het hoofdhaar valt meestal eerst uit. Daarna kunnen alle andere haren ook uitvallen, zoals wimpers, wenkbrauwen en schaamhaar. Het haar komt altijd terug als de chemotherapie gestopt wordt en groeit dan 0,5 à 1 cm per maand. De haargroei herbegint meestal een maand na het stoppen met de chemotherapie.